Op staande voet ontslagen én toch recht op een transitievergoeding

Home » Op staande voet ontslagen én toch recht op een transitievergoeding
Op staande voet ontslagen én toch recht op een transitievergoeding

Op staande voet ontslagen én toch recht op een transitievergoeding

Sinds 1 juli 2015 heeft een werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding. Voorwaarden zijn daarvoor zijn dat hij 2 jaar of langer in dienst moet zijn geweest en het initiatief om de arbeidsovereenkomst te beëindigen bij de werkgever ligt. De hoogte van de transitievergoeding wordt bepaald door het maandsalaris en het aantal dienstjaren. Een uitzondering op het recht op een transitievergoeding is er in het geval van ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer.

In de praktijk zien we af en toe dat een werkgever uitbetaling van een transitievergoeding weigert als “straf” voor verwijtbaar of disfunctionerend handelen van een werknemer.

Uit de uitspraak van de Kantonrechter te Eindhoven van 3 maart 2017 (ECLI:NL:RBOBR:2017:1311) blijkt toch dat dit ernstig verwijtbaar gedrag van de werknemer niet altijd geldt.

Waar ging het hier in de procedure bij de Kantonrechter te Eindhoven over?

Bij de rechter kwam vast te staan dat een werknemer zich dreigend en agressief jegens collega’s had opgesteld. Het betrof een lasser van 52 jaar met een dienstverband van 10 jaar en een ziektegeschiedenis van regelmatig terugkerende kortstondige arbeidsongeschiktheid. Op 13 oktober 2016 werd de lasser door zijn leidinggevende aangesproken op zijn lage productiviteit van 12 oktober 2016. De lasser ging daarna volledig door het lint waarbij hij aangaf gek en ziek te worden van de kritiek die hij steeds kreeg,  gooide papieren van de leidinggevende op de grond, zwaaide met zijn armen en schreeuwde. Hij kon niet gekalmeerd worden en nam onder meer een dreigende houding aan tegen zijn voorman en uitte bedreigingen aan zijn adres. Ook was de werknemer al gefrustreerd omdat hij die ochtend op het bedrijfsterrein tegen een verkeerd neergezette container was aangereden en zijn auto had beschadigd.

Vanwege dit gedrag werd de lasser door zijn werkgever op staande voet ontslagen. Daar was hij het niet mee eens en stapte naar de rechter.

De rechter is met de werkgever eens dat de gedragingen van de werknemer moeten worden aangemerkt als dreigend en agressief jegens collega’s. Het gedrag levert volgens de rechter een dringende reden op voor een ontslag op staande voet en kon van de werkgever in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst met de lasser langer voort te zetten.

Echter, ondanks dat het ontslag op staande voet dus rechtsgeldig gegeven was, wijst de kantonrechter het verzoek van de werknemer tot toekenning van de transitievergoeding (een bedrag van € 17.075,=) toch toe. De rechter overweegt daarbij dat op grond van de wet (Burgerlijk Wetboek) een transitievergoeding niet verschuldigd is indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt of de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat.

In deze situatie ziet de rechter evenwel “een zekere mate van verontschuldiging” die aan de ernstige verwijtbaarheid af doet nu aannemelijk is dat de werknemer zich slecht een korte periode niet in de hand had en daarvoor inmiddels psychische hulp heeft gezocht.

Met betrekking tot het weigeren van de transitievergoeding dient voor ogen gehouden te worden dat een hoge lat aangehouden moet worden, aldus opnieuw de rechter. In zijn letterlijke woorden:

“Er is sprake van een ongelukkig samenstel van omstandigheden die de verhoudingen onherstelbaar hebben beïnvloed, maar die in de gegeven omstandigheden niet zonder meer als ernstig verwijtbaar geoordeeld kunnen worden nu aannemelijk is dat [werknemer] zich een korte periode niet in de hand had.”

Dat betekent in dit geval dat het gegeven ontslag op staande voet blijft staan, maar dat de werkgever wel de transitievergoeding verschuldigd is van € 17.075,=.

Zoals altijd, blijkt ook uit deze procedure maar weer eens dat het recht nooit zwart-wit is. Wij kennen wel meer dan vijftig tinten grijs.

Wilt u meer info neem dan contact op met onze specialisten:

mr. Henk ter Horst Juridisch Adviseur

h.t.horst@fsv.nl

Scroll naar boven