FSV Nieuwsbrief November 2023
1. Extra lastenverzwaringen dga op komst
Als het aan de Tweede Kamer ligt, krijgt de dga de komende tijd te maken met forse extra lastenverzwaringen. Hiertoe is via amendementen een aantal ingrijpende wijzigingen aangebracht op de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2024.
Let op! Het Belastingplan 2024 moet nog door de Eerste Kamer worden geaccordeerd.
Verhoging tweede tarief box 2
Onder andere uitgekeerd dividend wordt in box 2 belast, maar ook verkoopopbrengsten van de aandelen. Het huidige tarief in box 2 bedraagt 26,9%. Dit wordt vanaf 2024 vervangen door twee tarieven: een tarief van 24,5% over de eerste € 67.000 (voor partners het dubbele) van het inkomen en 31% over het meerdere van het inkomen in box 2. Dit laatste tarief wordt nu op voorstel van de Tweede Kamer verhoogd naar 33%.
Let op!
De nieuwe tarieven gaan ook gelden voor winsten die in het verleden in de bv zijn gehaald en pas in de toekomst worden uitgekeerd naar privé.
Let op! Meestal heeft de dga het betalen van belasting in box 2 zelf in de hand, namelijk door wel of geen dividend uit te keren. In geval van overlijden wordt echter een fictieve verkoop van de aandelen ineens in aanmerking genomen. Bij enige waarde zal daarbij al snel moeten worden afgerekend tegen 33%.
Grens excessief lenen verlaagd
Een andere voorgestelde wijziging betreft de grens inzake excessief lenen bij de eigen bv. Sinds dit jaar (2023) mag een dga nog maar maximaal onbelast € 700.000 lenen bij zijn eigen bv. Leent hij meer, dan moet hij hierover belasting betalen in box 2. De Tweede Kamer heeft besloten voor het jaar 2024 de grens te verlagen naar € 500.000. Dit betekent dat dga’s, die nu uitgaan van € 700.000, volgend jaar onder deze € 500.000-grens moeten zien te komen om belasting in box 2 over het meerdere te voorkomen.
Dividend uitkeren of niet?
Er kunnen vele redenen zijn om wel of juist geen dividend in 2023 uit te keren, bijvoorbeeld ten aanzien van de beschikbaarheid van liquide middelen om verschuldigde belasting te voldoen. Als het puur fiscaal-financieel wordt beoordeeld, hangt het antwoord op de vraag of het uitkeren van dividend in 2023 raadzaam is of niet, met name af van het verwachte rendement op het vermogen en de periode waarmee belastingheffing kan worden uitgesteld. Grofweg kunnen daarom de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
- Voor zover vanaf 2024 dividend kan worden uitgekeerd tegen 24,5%, is het altijd voordeliger om in 2023 geen dividend uit te keren.
- Als de verwachting is dat toekomstige heffing tegen het hogere tarief van 33% onvermijdelijk is, is het uitkeren van dividend in 2023 voordeliger naarmate het verwachte rendement lager is en de uitstelperiode korter. Maar ook bij een hoog verwacht rendement en een relatief korte uitstelperiode (bijvoorbeeld een dga met een korte levensverwachting) is het uitkeren van dividend in 2023 doorgaans voordeliger.
Er zijn situaties waarin het onvermijdelijk is om in de toekomst af te rekenen tegen het hoge tarief. Dit speelt bijvoorbeeld bij bv’s waarin jaarlijks een nettorendement wordt gemaakt dat al meer is dan de grens van het lage box 2-tarief (€ 67.000 of het dubbele bij partners) en/of waarin de bv al zo veel opgepot vermogen heeft dat het vele jaren gaat duren alvorens dit via een jaarlijkse dividenduitkering tegen het lage tarief wordt uitgekeerd.
Partners opgelet!
Er is een lichtpuntje als u een fiscale partner heeft. Inkomsten in box 2 mag u namelijk onderling verdelen en worden dan bij de partner voor zijn of haar aandeel belast.
Dividend uitkeren
Dga’s die op bovengenoemde maatregelen willen en kunnen anticiperen, zullen wellicht overwegen om nog dit jaar fors dividend uit te keren. Er wordt dan aanzienlijk minder belasting betaald, zoals uit onderstaand voorbeeld blijkt.
Voorbeeld
Dividenduitkering € 1.000.000
Belasting 2023: 26,9% x € 1.000.000 = € 269.000
Belasting 2024: 24,5% x € 67.000 + 33% x € 933.000 = € 16.415 + € 307.890 = € 324.305
Verschil: € 324.305 -/- € 269.000 = € 55.305
Mogelijke spelbreker box 3
Het bovenstaande wordt wellicht minder interessant als het uitgekeerde dividend niet direct besteed wordt. Het is dan namelijk belast in box 3, waar vanaf 2024 een tarief gaat gelden van maar liefst 36%. Ook dit tarief is op initiatief van de Tweede Kamer extra verhoogd; het kabinet had een voorstel gedaan voor een verhoging naar 34%.
Let op! U betaalt dit tarief overigens over een verondersteld rendement, aangezien er nog steeds geen definitief voorstel ligt om kapitaalinkomsten te belasten tegen het werkelijke rendement.
Tips dividend en box 3
Wilt u voorkomen dat het netto dividend meetelt in box 3, dan kunt u nog aan de volgende maatregelen denken:
- U kunt ervoor kiezen de dividenduitkering pas vlak voor de jaarwisseling te plannen, maar het nettodividend pas te betalen na de jaarwisseling. Voor box 3 wordt het vermogen gepeild op 1 januari. De vordering die u heeft op de bv valt echter niet in box 3, maar in de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). U moet over een paar dagen rente berekenen en aangeven in box 1, maar dat is allicht minder dan de heffing in box 3. Vanaf 2025 telt het vermogen uiteraard wel mee voor box 3, voor zover nog niet besteed.
- U kunt ook besluiten het nettodividend direct weer in de bv terug te storten als agio. Daarmee verhoogt u de verkrijgingsprijs van uw box 2-aandelen en voorkomt u heffing in box 3 zolang u wilt. Uiteraard is het rendement dat de bv behaalt met dit extra vermogen wel belast met vennootschapsbelasting en toekomstige box 2-heffing. Het storten van agio kan plaatsvinden zonder inschakeling van een notaris. Wilt u de storting in de toekomst onbelast uit de bv halen, dan is daarvoor wél de gang naar de notaris noodzakelijk. Deze agiostorting kan met name interessant zijn voor bv-structuren waarbij een goede solvabiliteit noodzakelijk of wenselijk is. Met de agiostorting wordt het eigen vermogen immers weer versterkt.
Tip! Overleg tijdig met uw adviseur hoe u het best kunt inspelen op alle wijzigingen. Wij adviseren u graag, dit blijft namelijk maatwerk.
2. De belangrijkste laatste wijzigingen in Belastingplanpakket 2024
De Tweede Kamer is akkoord gegaan met alle wetsvoorstellen uit het Belastingplanpakket 2024. Wel heeft de Tweede Kamer een flink aantal amendementen aangenomen met wijzigingen op de wetsvoorstellen. Wat zijn de belangrijkste aanpassingen?
- De voorgenomen verlaging van de mkb-winstvrijstelling wordt deels teruggeschroefd. De mkb-winstvrijstelling wordt per 1 januari 2024 verlaagd van 14 naar 13,31% en dus niet naar 12,7% zoals eerder het plan was.
- Vorig jaar is al besloten dat er vanaf 2024 twee tarieven in box 2 gaan gelden: 24,5% tot € 67.000 (bij fiscale partners € 134.000) en 31% daarboven. Dit hoogste tarief wordt per 1 januari 2024 geen 31, maar 33%.
- In de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap is opgenomen dat de dga die te veel leent bij de eigen bv, hierover belasting moet betalen. Het eerste meetmoment is 31 december 2023. Tot de drempel van € 700.000 is geen sprake van excessief lenen. Deze drempel wordt in 2024 verlaagd naar € 500.000.
- Het plan om vanaf 2024 de fiscale aftrek voor giften in de vennootschapsbelasting onder de € 100.000 af te schaffen, is van de baan.
- Het tarief in box 3, de belasting op vermogensinkomsten, wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 32 naar 36%. Het kabinet had al een voorstel voor een verhoging naar 34% gedaan.
- Per 2025 wordt de inkoop van eigen aandelen even zwaar belast als het uitkeren van dividend.
- De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou vanaf 2025 afgeschaft worden. Alleen ouders met een kind dat vóór 1 januari 2025 geboren is, zouden vanaf 2025 nog recht hebben op IACK. Deze afschaffing wordt echter uitgesteld naar 2027. Vanaf die datum houden alle ouders met kinderen die aan de voorwaarden voldoen recht op IACK, dus ook ouders met een kind geboren vanaf 1 januari 2027. De hoogte van de IACK wordt echter elk jaar een stuk lager en zo in negen jaar afgebouwd naar nihil.
- De 30%-regeling, de mogelijkheid om een deel van het loon aan werknemers die uit het buitenland zijn aangetrokken belastingvrij uit te keren, wordt per 1 januari 2024 nog verder versoberd. Deze was al versoberd door een koppeling per 1 januari 2024 aan de balkenendenorm. Nieuw is dat de 30%-regeling in de eerste 20 maanden nog wel 30% bedraagt, maar voor de tweede 20 maanden verlaagd wordt naar 20%. Gedurende de derde 20 maanden bedraagt deze 10%. Ook wordt de buitenlandse partiële belastingplicht per 2024 afgeschaft. Voor al lopende 30%-regelingen geldt overgangsrecht.
- De belastingkorting voor benzine, diesel en lpg, die sinds 1 juli 2023 geldt, wordt verlengd met één jaar. Ook wordt de reguliere indexatie per 1 januari 2024 niet doorgevoerd.
- Om de lasten van huishoudens te verlichten, wordt de energiebelasting verlaagd. Ter dekking van deze maatregel wordt onder meer het hoge tarief van de Aof-premie met 0,05% verhoogd.
- De voorgenomen verhoging van accijns op alcohol met 16,3% wordt bijna gehalveerd. Ter dekking van deze verlaging wordt het accijnstarief op tabak verhoogd en de kansspelbelasting met 1 procentpunt verhoogd.
- Eerder was al bekend dat het bedrag dat per 2025 voor de BOR voor 100% is vrijgesteld, wordt verhoogd van € 1.205.871 in 2023 naar € 1.500.000 in 2025. Voor het meerdere was een verlaging gepland van 83% tot en met 2024 naar 70% vanaf 2025. Dit wordt nu 75% vanaf 2025.
- Het in box 3 vrijgestelde bedrag voor groen sparen en beleggen wordt met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000).
Let op! De wetsvoorstellen inclusief amendementen moeten nog wel worden goedgekeurd door de Eerste Kamer.
3. Minimumloon omhoog en invoering uniform uurloon per 1 januari 2024
Het wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar geïndexeerd, namelijk per 1 januari en per 1 juli. Inmiddels is bekendgemaakt dat het wettelijk minimumloon op 1 januari 2024 omhooggaat met 3,75%. Bovendien geldt vanaf die datum een uniform uurloon. Per 1 januari 2024 bedraagt het wettelijk bruto minimumuurloon voor werknemers van 21 jaar en ouder € 13,27 per uur.
Van maandloon naar wettelijk minimumuurloon
Naast de verhoging vindt per 1 januari 2024 de introductie plaats van het wettelijk minimumuurloon. Dit betekent dat er geen vaste minimumdag-, -week- en -maandlonen meer voorgeschreven worden door de wet. Wel kan per sector de omvang van een voltijds dienstverband verschillen (bijvoorbeeld 36, 38 of 40 uur per week). In al die gevallen is in 2023 nog eenzelfde minimummaandbedrag van toepassing. Dat betekent dat er bij een dienstverband van 40 uur per week in 2023 feitelijk een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van bijvoorbeeld 36 uur per week. Deze ongelijkheid behoort per 1 januari 2024 tot het verleden.
Tip! De brutobedragen van het minimumuurloon met ingang van 1 januari 2024 voor alle leeftijdscategorieën vindt u hier.
Praktisch
- De invoering van een wettelijk minimumuurloon betekent dat in veel cao’s de salarisschalen moeten worden aangepast. Voor de salarisschalen op minimumloonniveau geldt dat deze opnieuw moeten worden berekend, omdat er geen vaste maand-, week- of dagbedragen meer bestaan.
- Het minimumloon per periode (week, vier weken of maand) kan berekend worden door het aantal gewerkte uren in die periode te vermenigvuldigen met het wettelijk minimumuurloon.
- Voor werknemers tussen de 15 en 20 jaar gelden minimumjeugduurlonen die zijn afgeleid van het wettelijk minimumuurloon.
- Op de loonstrook moet het geldende wettelijk minimumuurloon worden vermeld voor de betreffende leeftijd van de werknemer en de periode waar de loonstrook betrekking op heeft.
LIV
Er bestaat recht op een lage-inkomensvoordeel (LIV) voor werknemers die in een kalenderjaar minimaal 1.248 uur bij een werkgever hebben gewerkt en een gemiddeld uurloon hebben tussen de 100 en 125% van het wettelijk minimumuurloon. Vanaf 1 januari 2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium verlaagd van 125 naar 104% van het wettelijk minimumuurloon. Het kabinet is overigens van plan het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen.
Tip! De invoering van het minimumuurloon kan vragen om aanpassingen van salarisadministraties, arbeidscontracten en cao’s. Het door het Ministerie van SZW ontwikkelde kennisdocument helpt daarbij.
4. Verruiming herinvesteringsreserve bij overheidsingrijpen per 2024
Het kabinet heeft in het Belastingplan 2024 voorgesteld om de herinvesteringsreserve (HIR) te verruimen. Bij staking van een deel van uw onderneming ten gevolge van overheidsingrijpen kunt u dan straks ook een HIR vormen die u gebruikt in uw andere onderneming.
Let op! De Tweede Kamer heeft het voorstel al goedgekeurd. Als dit plan ook door de Eerste Kamer wordt goedgekeurd, is het misschien voordeliger uw bedrijf pas in 2024 gedeeltelijk te staken in plaats van nog in 2023.
Herinvesteringsreserve (HIR)
De HIR komt er in het kort op neer dat de bij verkoop van een bedrijfsmiddel de behaalde boekwinst kan worden afgeboekt op de boekwaarde van een ander aangeschaft bedrijfsmiddel. Op die manier hoeft niet direct over de boekwinst te worden afgerekend met de Belastingdienst. Door afboeking op een ander aangeschaft bedrijfsmiddel ontstaat een lagere afschrijving hierop. Op die manier wordt de boekwinst gespreid over de toekomst en dus op een later moment belast.
Alleen binnen de onderneming
De HIR kan nu bij een gedeeltelijke staking van uw onderneming alleen binnen diezelfde onderneming worden toegepast. Ondernemers met meerdere ondernemingen kunnen de HIR van de ene onderneming bij een gedeeltelijke staking dus niet verrekenen met de aanschafprijs van een bedrijfsmiddel van een andere onderneming. Dat gaat, als het aan het kabinet ligt, in bepaalde situaties dus veranderen.
Overheidsingrijpen
Voorgesteld wordt de HIR te versoepelen als een deel van een onderneming gestaakt wordt ten gevolge van overheidsingrijpen. In die situatie kunt u vanaf 2024 de HIR dan ook gebruiken voor investeringen in uw andere onderneming.
Tip! Het voorstel vloeit voort uit het overheidsbeleid gericht op de uitkoop van veehouders, maar geldt ook voor andere branches.
Let op! De maatregel moet nog door de Eerste Kamer worden aangenomen.
5. Aanpassing groottecriteria van uw onderneming
De drempelbedragen die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie met zo’n 25% aangepast. De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. De jaarrekening van uw onderneming is controleplichtig als op twee opeenvolgende balansdata voldaan wordt aan minimaal twee van de volgende drie criteria: het balanstotaal bedraagt minimaal € 6.000.000 (straks na de inflatiecorrectie € 7.500.000), de omzet bedraagt minimaal € 12.000.000 (na de inflatiecorrectie € 15.000.000) en er zijn minimaal 50 werknemers in dienst. Door de inflatiecorrectie zullen minder ondernemingen controleplichtig worden en hoeven minder ondernemingen te voldoen aan de vereisten op het gebied van de duurzaamheidsrapportage (CSRD). Het is nog niet duidelijk of de nieuwe drempelbedragen met ingang van het boekjaar 2023 of het boekjaar 2024 ingaan.
6. Digitaal oprichten bv vanaf 1 januari 2024
Vanaf 1 januari 2024 kunt u volledig digitaal een bv oprichten. Er is daarbij dan geen fysieke tussenkomst van een notaris meer nodig. Het platform waar dit geregeld kan worden, was al een tijd klaar. Het wachten was op goedkeuring van de wet in juni 2023 en het daarna bekend worden van de datum voor het eerste gebruik. Het digitaal oprichten van een bv betekent concreet dat alle procedures digitaal verlopen. Het opstellen van de notariële aktes, de identificatie en ondertekening verlopen dus volledig digitaal. Om fraude tegen te gaan, zullen hierbij de hoogste betrouwbaarheidsniveaus worden toegepast.
7. Voorgenomen wijzigingen bedrijfsopvolgingsregeling aangepast
Naast het verlagen van vrijstelling in de BOR voor bedragen boven € 1.500.000 van 83 naar 75% (in plaats van de eerder voorgestelde 70%), heeft de Tweede Kamer in amendementen nog meer aanpassingen in de BOR en de DSR aangenomen. Zo komt de stringente voorgestelde voorwaarde dat een pachtovereenkomst geregistreerd moet zijn bij de grondkamer te vervallen. Om niet per definitie als beleggingsvermogen aangemerkt te worden vanaf 2024, moet bij verpachte landbouwgronden nog wel sprake zijn van een schriftelijke pachtovereenkomst en van een voor de teelt noodzakelijke vruchtwisseling. Daarnaast heeft de Tweede Kamer een maatregel aangenomen gericht op toegang tot de BOR en DSR voor oude familiebedrijven. De voorwaarde die in bepaalde situaties geldt van een minimaal belang van 0,5% geldt daardoor straks niet meer als de verkrijger een bloed- of aanverwant is in de neergaande lijn. De Eerste Kamer moet het wetsvoorstel inclusief de aanpassingen nog goedkeuren.
8. Verplichte rapportage zakelijk en woon-werkverkeer werknemers
Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn straks verplicht om te rapporteren over het zakelijk verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uur betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee. Vooralsnog gaat de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden. Diverse media melden echter dat de ingangsdatum waarschijnlijk verschoven gaat worden naar 1 juli 2024. De overheid heeft hier echter nog geen officiële mededeling over gedaan. Zodra er meer bekend is, zullen wij u uiteraard direct informeren.
9. Geen betalingskorting op voorlopige aanslag IB meer
Belastingplichtigen die hun voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer betalen, krijgen vanaf 2024 geen betalingskorting meer. In 2023 krijgt u nog een betalingskorting als u uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting in één keer vooraf betaalt en niet in maandelijkse termijnen. De korting die u kunt toepassen, staat gewoon op de voorlopige aanslag vermeld. Als de Eerste Kamer ook instemt met dit inmiddels door de Tweede Kamer al goedgekeurde voorstel, kunt in vanaf 2024 uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting nog wel in één keer betalen, maar krijgt u daar dus geen betalingskorting meer voor. De betalingskorting bij de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting bestaat overigens vanaf 2023 al niet meer.
10. Meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk?
In 2023 spraken het kabinet en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers af om in 2026 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking te hebben. Eind 2022 stond de teller op ruim 81.000 banen. Om werkgevers over de streep te trekken, is het wetsvoorstel Vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling ingediend. In dit wetsvoorstel wordt het loonkostenvoordeel (LKV) dat een werkgever kan aanvragen als hij iemand aanneemt uit de doelgroep van de banenafspraak, verruimd en versoepeld. Zo is het de bedoeling dat dit LKV vanaf 2025 niet meer voor maximaal drie jaar geldt, maar structureel. Daarnaast vervalt vanaf 2025 de voorwaarde dat werkgevers en werknemers een speciale verklaring aan moeten vragen bij het UWV. De quotumregeling, die onder meer een heffing inhoudt als niet aan de banenafspraak wordt voldaan, wordt op dit moment nog niet ingevoerd. Het wetsvoorstel is nog niet definitief, de Tweede en Eerste Kamer moeten nog instemmen.