FSV Nieuwsbrief Maart 2024
1. Tien tips voor uw aangifte inkomstenbelasting 2023
Voor het jaar 2023 moet weer een aangifte inkomstenbelasting ingediend worden. Waar moet u op letten als u zichzelf niet tekort wilt doen? Tien aandachtspunten op een rij.
1. Voorkom belastingrente!
Als uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 of vennootschapsbelasting 2023 niet voor 1 mei 2024 is aangevraagd en de voorlopige aanslag een dagtekening heeft van ná 30 juni 2024, wordt aan u belastingrente in rekening gebracht. Deze belastingrente bedraagt 7,5% voor de inkomstenbelasting en 10% voor de vennootschapsbelasting. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor een tijdige, maar ook juiste voorlopige aanslag ter voorkoming van deze rente. Als uw definitieve aanslag namelijk hoger is dan uw voorlopige aanslag, betaalt u over dit verschil vanaf 1 juli 2024 ook 7,5% rente bij de inkomstenbelasting en 10% bij de vennootschapsbelasting.
Tip! Overleg met ons over de hoogte van uw inkomen in 2023 en de winst die u of uw bv maakte. Op die manier kunnen we samen zorgen dat de voorlopige aanslag in ieder geval niet te laag is.
2. Box 3 op basis van werkelijk rendement?
Momenteel loopt een aantal rechtszaken bij de Hoge Raad over box 3. De rechtszaken gaan over de jaren tot en met 2022, maar zullen ook gelden voor de box 3-heffing in 2023. De kans bestaat dat de Hoge Raad gaat beslissen dat de box 3-heffing moet plaatsvinden op basis van uw werkelijke inkomen uit uw vermogen als dit lager is dan het inkomen dat volgt uit de wettelijke bepalingen. Dat zou voor u een gunstige ontwikkeling kunnen zijn als uw werkelijke inkomen inderdaad lager is. Uiteraard houden wij de ontwikkelingen voor u in de gaten en brengen wij u op de hoogte als er meer nieuws is.
3. Laat heffingskortingen niet verloren gaan
Personen zonder eigen inkomsten of met geringe eigen inkomsten kunnen hun heffingskortingen niet (volledig) benutten. Alleen iemand die vóór 1 januari 1963 geboren is, kan voor het jaar 2023 nog maximaal € 3.070 algemene heffingskorting uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat de partner voldoende belasting verschuldigd is. In alle andere gevallen kan het verstandig zijn een deel van het inkomen van de partner met inkomsten in box 2 (o.a. dividend) of box 3 (vermogen) aan deze personen toe te rekenen. Op die manier zijn deze personen wel belasting verschuldigd, maar wordt deze verminderd door de heffingskorting. De heffingskorting gaat dan niet verloren en de partners zijn in totaal hierdoor minder belasting verschuldigd. Uiteraard zullen wij hier bij het invullen van uw aangifte rekening mee houden.
4. Hypotheekrente optimaal aftrekken
Heeft u een eigen woning, een partner en betaalt u hypotheekrente? Zorg er dan voor dat u de aftrek optimaal verdeelt. Bij partners die met hun inkomen in andere tariefgroepen vallen, is aftrek bij de partner die in de hoogste tariefgroep valt meestal niet voordelig. Dit vanwege het feit dat de aftrek van hypotheekrente in 2023 beperkt is tot maximaal 36,93% en dat de aftrek bij de partner met de laagste tariefgroep leidt tot een hogere heffingskorting. Bij het invullen van uw aangifte berekent uw adviseur altijd de optimaalste verdeling van de aftrekposten.
5. Willekeurig afschrijven
Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een nieuw bedrijfsmiddel, dan kunt u met betrekking tot de meeste bedrijfsmiddelen over maximaal 50% willekeurig afschrijven. Hierdoor schrijft u in 2023 meer af, in de jaren erna juist minder. Dit kan voordelig zijn, met name als u over uw winst dit jaar meer belasting betaalt dan waarschijnlijk de komende jaren het geval zal zijn. Is dit niet zo, dan is willekeurig afschrijven juist een minder goed idee. Bij het opmaken van de jaarrekening 2023 bespreken wij met u of willekeurig afschrijven in uw geval mogelijk en verstandig is.
Let op! Ten aanzien van investeringen zijn er nog meer fiscale regelingen. Heeft u in 2023 geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel dat op de milieulijst of de energielijst 2023 stond? En heeft u binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting een melding gedaan bij RVO? Laat ons dat dan weten. Wij kunnen dan in de aangifte rekening houden met de MIA of EIA en mogelijk de VAMIL. Ook de KIA passen wij uiteraard, indien mogelijk, toe.
6. Middelingsregeling
Als u in 2023 een veel hoger of veel lager inkomen heeft dan in eerdere jaren of dan u in 2024 verwacht, kunt u mogelijk gebruikmaken van de middelingsregeling. Bij de middelingsregeling wordt uw inkomen over drie jaren gemiddeld, waarna opnieuw de belasting berekend wordt over de gemiddelde inkomens. Deze belasting wordt vergeleken met de verschuldigde belasting over het werkelijke inkomen in die drie jaren. Na aftrek van een drempel heeft u dan mogelijk recht op teruggaaf van het verschil.
Let op! De middelingsregeling is voor het laatst mogelijk voor het tijdvak 2022, 2023 en 2024. U kunt dus niet meer middelen over de jaren 2023, 2024 en 2025. Het is nu dus extra belangrijk om na te denken over de jaren die u in een middeling wilt betrekken. Een jaar kan namelijk maar één keer in een middeling meegenomen worden. Als u voor middeling in aanmerking komt, zullen wij samen met u beoordelen voor welke jaren het voor u het voordeligst is om een middelingsverzoek in te dienen.
7. Hogere lijfrenteaftrek
Heeft u in 2023 een premie betaald voor een lijfrente? Dan is deze, mits voldaan aan de voorwaarden, aftrekbaar in uw aangifte inkomstenbelasting. De maximale aftrek is vanaf 2023 verruimd.
Let op! Zorg dat u alle gegevens met betrekking tot uw lijfrente en de betaling van de premie bij ons inlevert. Dan kunnen wij beoordelen of u recht heeft op aftrek en tot welke hoogte.
8. Trek btw privégebruik auto af
Heeft u een bedrijf en een of meer auto’s van de zaak, dan is niet alle btw aftrekbaar vanwege het privégebruik van de auto. Deze niet-aftrekbare btw kunt u echter wel ten laste van de winst brengen.
9. Auto en zorgkosten
Heeft u in 2023 uw auto gebruikt voor vervoer naar een arts of andere medicus, dan kunt u de integrale autokosten per kilometer in aftrek brengen op uw inkomen als zorgkosten. U bent hier dus niet beperkt tot een bedrag van € 0,21/km (2023). Aftrek van zorgkosten is helaas wel pas mogelijk als u de drempel overschrijdt.
Let op! Betaalde u zelf tandartskosten of kosten voor fysiotherapie en kreeg u die niet of maar deels vergoed? Dan tellen die ook mee voor de berekening of uw zorgkosten boven de drempel komen. Datzelfde geldt voor kosten voor veel andere paramedici, mits de behandeling op voorschrift en onder begeleiding van een arts plaatsvond. Overleg met ons welke kosten aftrekbaar zijn en zorg dat wij de bewijsstukken van deze kosten krijgen. Wij kunnen dan de aftrekbare kosten die boven de drempel uitkomen in uw aangifte verwerken.
10. Bijtelling delen
Heeft u een onderneming, een auto van de zaak en werkt uw partner mee in de onderneming, dan kunt u de bijtelling voor de auto vanwege het privégebruik delen met uw partner. Het moet dan wel aannemelijk zijn dat uw partner de auto ook zakelijk gebruikt. Het delen van de bijtelling is waarschijnlijk met name interessant als van een van beiden het inkomen deels belast wordt tegen 49,5% en de andere partner een lager inkomen heeft. Wij kunnen voor u beoordelen of u aan de voorwaarden voldoet en of dit mogelijk interessant is in uw geval.
2. Handhaving schijnzelfstandigheid in 2024 en vanaf 2025
De Belastingdienst heeft nog steeds de ambitie om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties op te heffen. Onlangs zijn het handhavingsplan 2024, een perspectiefnota en een memo met richtlijnen over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en de omzetbelasting en inkomstenbelasting gepubliceerd.
Arbeidsrelaties
Het kabinet vermoedt dat in te veel gevallen de inzet van zzp’ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp’er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.
Herstel balans
Zowel in het handhavingsplan arbeidsrelaties 2023 als in de perspectiefnota zijn onder meer de al eerder door het kabinet aangekondigde drie lijnen opgenomen waarlangs het kabinet de balans wil herstellen:
- Een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen;
- Verduidelijking van de regels omtrent de beoordeling van arbeidsrelaties en de introductie van een rechtsvermoeden;
- Verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid en het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 via drie sporen:
a. Actieve samenwerking met de markt;
b. Specifieke aandacht voor risicovolle posten;
c. Reguliere klantbehandeling.
Handhaving arbeidsrelaties in 2024
Constateert de Belastingdienst dat sprake is van een dienstbetrekking? Ook in 2024 legt de Belastingdienst alleen bij kwaadwillendheid correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes op.
Het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst in alle andere gevallen alleen een aanwijzing geeft, die u dan wel moet opvolgen. Meestal krijgt u drie maanden de tijd om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de loonaangifte. U kunt ook kijken of u de arbeidsrelatie anders vorm kunt geven, zodat sprake is van werken buiten dienstbetrekking.
Handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 en 2025
In het handhavingsplan arbeidsrelaties 2024 wordt de tranche voor 2024 ‘Op weg naar opheffing van het handhavingsmoratorium’ nader uitgewerkt. Nu de ambitie is om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen, zal het handhavingsplan 2025 waarschijnlijk als tranche ‘Handhaven zonder handhavingsmoratorium’ krijgen.
Aan de slag met de beoordeling van arbeidsrelaties
Met het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025, zal de Belastingdienst vanaf die datum bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie zich niet meer beperken tot het geven van een aanwijzing. De Belastingdienst kan vanaf die datum in alle gevallen weer correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. In voorkomende gevallen kan vanaf 1 januari 2025 ook een boete worden opgelegd.
Tip! Het is verstandig om aan de slag te gaan met de beoordeling van uw verschillende arbeidsrelaties. Is er sprake van schijnzelfstandigheid binnen uw onderneming of van overeenkomsten van opdracht bij het werken met zzp’ers? Onze adviseurs helpen u graag bij deze in de praktijk lastige beoordeling.
Richtlijnen gevolgen voor omzetbelasting en inkomstenbelasting
De Belastingdienst heeft ook een memo gepubliceerd waarin richtlijnen zijn opgenomen voor medewerkers van de Belastingdienst over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en dat er sprake is van een dienstbetrekking tot de omzetbelasting en inkomstenbelasting. Grofweg komen die richtlijnen op het volgende neer:
- Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan werkt dit in beginsel ook door naar de inkomstenbelasting. Daarbij is de kwalificatie in de inkomstenbelasting ook afhankelijk van de overige feiten en omstandigheden bij de opdrachtnemer. In beginsel onderneemt de Belastingdienst bij de opdrachtnemer geen actie op belastingjaren die liggen vóór het moment van de aanwijzing.
- Als een opdrachtgever van de Belastingdienst een aanwijzing krijgt dat er sprake is van een dienstbetrekking, dan kan dit ook gevolgen hebben voor de btw-positie van de opdrachtgever en de opdrachtnemer. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het corrigeren van de btw-positie van de opdrachtgever en opdrachtnemer in de tijdvakken die liggen vóór het moment van de aanwijzing.
3. Alsnog opgaaf UBD voor het jaar 2022 bij btw-verlegd-situaties!
Eerder informeerden wij u al dat u een opgaaf UBD moest doen als u in 2023 betalingen deed aan natuurlijke personen die niet bij u in dienstbetrekking waren, tenzij door hen een factuur met btw aan u was uitgereikt. Onlangs werd bekend dat u in zogenaamde btw-verlegd-situaties voor het jaar 2022 misschien toch alsnog in actie moet komen en een opgaaf UBD moet doen.
Opgaaf UBD
Opgaaf UBD staat voor opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden. Deze verplichting voor onder meer ondernemers die inhoudingsplichtig zijn voor de loonbelasting (dus werknemers in dienst hebben) geldt vanaf het jaar 2022. De opgaaf UBD voor het jaar 2022 moest in principe uiterlijk 31 januari 2023 gedaan worden. Voor de opgaaf UBD voor het jaar 2023 gold 31 januari 2024 als uiterste termijn.
Bij de opgaaf UBD gaat het om het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van aan natuurlijke personen betaalde bedragen. Dit doorgeven hoeft onder meer niet als deze natuurlijke personen bij u in dienstbetrekking zijn. Een andere uitzondering is als deze natuurlijke personen een factuur aan u uitreiken met btw.
Let op! De opgaaf UBD geldt ook als de natuurlijke persoon een ondernemer is en bijvoorbeeld een inschrijving heeft in de Kamer van Koophandel. Het gaat erom dat het een betaling betreft aan een natuurlijke persoon die aan u geen factuur of een factuur zonder btw uitreikt.
Wat is een factuur met en zonder btw?
Over de vraag wat een factuur is met of zonder btw bestond in 2023 veel onduidelijkheid. Lange tijd werd gedacht dat een factuur met btw-verlegd door de Belastingdienst gezien werd als een factuur met btw.
Eind 2023, begin 2024 werd pas echt duidelijk dat de Belastingdienst hier anders over dacht. Een factuur met btw-verlegd is naar de mening van de Belastingdienst een factuur zonder btw.
Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2023
Dit betekent dat u voor betalingen in 2023 aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met btw-verlegd, uiterlijk 31 januari 2024 een opgaaf UBD had moeten doen.
Let op! Deed u dat nog niet, neem dan zo snel mogelijk contact op met de Belastingdienst. Dit doet u door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het e-mailadres gegevensuitwisseling@belastingdienst.nl. Uiteraard kunnen wij u daarbij helpen. Neem daarvoor zo snel mogelijk contact op met een van onze adviseurs.
Opgaaf UBD voor btw-verlegd 2022
Deed u in 2022 betalingen aan natuurlijke personen die aan u een factuur uitreikten met daarop btw-verlegd? Dan had u eigenlijk uiterlijk 31 januari 2023 een opgaaf UBD moeten doen. Op dat moment was er echter nog helemaal niet duidelijk dat deze verplichting ook hiervoor bestond.
De hoop was dat de Belastingdienst zou goedkeuren dat deze opgaaf UBD achterwege kan blijven. Helaas is dat niet het geval. U moet daarom alsnog, ook voor het jaar 2022, een opgaaf UBD doen voor deze situaties.
Let op! Deed u dat nog niet, wat heel waarschijnlijk is, neem dan contact op met de Belastingdienst voor maatwerk en afspraken over of en hoe u die opgaaf alsnog moet doen. Dit doet u ook door contact te leggen met uw eigen belastingkantoor of door te bellen met de BelastingTelefoon (0800-0543) of door een mail te sturen naar het e-mailadres gegevensuitwisseling@belastingdienst.nl. Uiteraard kunnen wij u ook hierbij assisteren. Neem daarvoor contact op met een van onze adviseurs.
4. Ministerraad akkoord met nieuwe groottecriteria van onderneming
De groottecriteria die bepalen of uw onderneming als een grote, middelgrote, kleine of micro-onderneming wordt bestempeld, zijn in het najaar van 2023 in verband met de inflatietrend in de eurozone door de Europese Commissie aangepast. De Nederlandse ministerraad gaat akkoord met de voorgestelde wijzigingen.
Drempelbedragen
De drempelbedragen worden bepaald door drie criteria: omzet, balanstotaal en gemiddeld aantal medewerkers. De bedragen van de criteria balanstotaal en omzet zijn met zo’n 25% verhoogd.
De huidige en bijgestelde drempels (voor 25% inflatie en afgerond naar boven) worden:
Balans | Netto-omzet | ||
Micro | Vorig | 350 000 | 700 000 |
Bijgesteld | 450 000 | 900 000 | |
Toename | 28,6% | 28,6% | |
Klein (onderkant) | Vorig | 4 000 000 | 8 000 000 |
Bijgesteld | 5 000 000 | 10 000 000 | |
Toename | 25,0% | 25,0% | |
Klein (bovenkant) | Vorig | 6 000 000 | 12 000 000 |
Bijgesteld | 7 500 000 | 15 000 000 | |
Toename | 25,0% | 25,0% | |
Middelgroot/Groot | Vorig | 20 000 000 | 40 000 000 |
Bijgesteld | 25 000 000 | 50 000 000 | |
Toename | 25,0% | 25,0% |
Bent u controleplichtig?
De drempelbedragen bepalen onder andere of uw onderneming controleplichtig is. Met ingang van de nieuwe criteria krijgen ondernemingen te maken met de controleplicht van de jaarrekening als zij op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan minimaal twee van de drie criteria:
- het balanstotaal kent een waarde van minimaal € 7.500.000;
- de omzet bedraagt minimaal € 15.000.000;
- er zijn minimaal 50 werknemers in dienst.
Ingangsdatum mag al voor boekjaar 2023
Alle lidstaten van de EU moeten de nieuwe drempelwaarden uiterlijk vanaf boekjaar 2024 toepassen. De Nederlandse overheid biedt echter de mogelijkheid om, naar keuze van de onderneming, deze nieuwe drempelbedragen met een vervroegde toepassing voor boekjaar 2023 al in te laten gaan. Dit is met name van belang voor middelgrote ondernemingen die op basis van de nieuwe criteria in boekjaar 2023 niet voldoen aan twee van de drie controlecriteria. Zij zijn daardoor dan voor dat boekjaar niet controleplichtig.
Let op! Valt u niet in de categorie middelgrote/grote onderneming? Dan hoeft u niet te voldoen aan de vereisten van de duurzaamheidsrapportage (CSRD).
5. Corrigeer uw btw 2023 vóór 1 april 2024
Heeft u nog niet alle btw over 2023 op de juiste wijze afgedragen aan de Belastingdienst? U kunt dit dan corrigeren met een suppletie. Als u dit vóór 1 april 2024 doet, brengt de Belastingdienst geen rente in rekening. Dat scheelt weer, want de belastingrente bedraagt vanaf 1 januari 2024 7,5%. Dient u uw suppletie btw 2023 na 31 maart 2024 in, dan berekent de Belastingdienst de 7,5% belastingrente vanaf 1 januari 2024. Is uw suppletie btw 2023 een te ontvangen bedrag? Dan ontvangt u in principe geen belastingrente van de Belastingdienst, behalve als de Belastingdienst vanaf 1 april 2024 niet binnen acht weken na het indienen van de suppletie btw 2023 hierover een beslissing neemt. U kunt een suppletie alleen digitaal doen. Moet u nog maximaal € 1.000 btw afdragen over 2023 of krijgt u nog maximaal € 1.000 btw terug over 2023, dan mag u dit ook in uw eerstvolgende btw-aangifte verwerken.
6. Afbouw salderingsregeling zonnepanelen voorlopig van de baan
Een wetsvoorstel om de salderingsregeling van zonnepanelen vanaf 2025 geleidelijk af te bouwen, is niet aangenomen door de Eerste Kamer. Daarmee lijkt deze afbouw van de salderingsregeling voorlopig van de baan. Dit betekent dat de energie die u met uw zonnepanelen teruglevert aan uw energieleverancier ook vanaf 2025 nog volledig verrekend wordt met de energie die u afneemt van uw energieleverancier. Neemt u meer af dan u teruglevert, dan bent u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh verschuldigd. Levert u meer terug dan u afneemt, dan krijgt u over het meerdere de met uw energieleverancier afgesproken prijs per kWh voor de meer teruggeleverde kWh. Die afgesproken prijs lijkt wel steeds lager te worden en ligt gemiddeld nog maar tussen de 4 en 9 cent per kWh, een en ander afhankelijk van de energieleverancier.
7. Welke rente en kosten voor de eigen woning mag of moet u aftrekken?
De Belastingdienst heeft de volgende standpunten ingenomen over de aftrek van rente en kosten van een eigen woning in uw aangifte inkomstenbelasting. De advies- en afsluitkosten die u betaalt als uw rentevastperiode afloopt of u tussentijds uw rente wilt wijzen van een lening met betrekking tot uw eigen woning, zijn aftrekbaar. De advies- en afsluitkosten zijn niet aftrekbaar als deze betrekking hebben op een lening met betrekking tot een eigen woning die uiteindelijk toch niet wordt afgesloten. Dat geldt ook als de advieskosten betrekking hebben op de aanpassing van zo’n lening, als die aanpassing uiteindelijk niet plaatsvindt. Als u een geldlening heeft afgesloten met betrekking tot een eigen woning en deze geldlening voldoet aan de voorwaarden voor renteaftrek in de aangifte inkomstenbelasting, dan moét u die renteaftrek ook toepassen. U kunt er dus niet voor kiezen om de rente niet in aftrek te brengen.
8. Nieuwe regels voor incassodienstverleners vanaf 1 april 2024
Het beroep van incassodienstverleners wordt vanaf 1 april 2024 gereguleerd. Het doel hiervan is onder meer dat mensen met schulden beter beschermd worden tegen mogelijke wanpraktijken van incassobureaus. De dienstverleners moeten daarom vanaf 1 april voldoen aan eisen op het gebied van vakbekwaamheid, omgang met schuldeisers en schuldenaren, informatievoorziening en klachtbehandeling. Daarnaast moeten incassodienstverleners die hun werkzaamheden starten op of na 1 april 2024 zich meteen in het incassoregister registreren. Bestaande incassodienstverleners hebben hiervoor tot en met 31 maart 2025 de tijd. Vanaf 1 oktober 2024 gaat bovendien een bepaling in die het stapelen van incassokosten bij terugkerende vorderingen beperkt. Is de maandelijkse vordering of het termijnbedrag lager dan € 266,67, dan mogen vanaf die datum de incassokosten maximaal € 140 per zes maanden zijn.
9. Commissariaatvergoeding via bv belast bij commissaris in inkomstenbelasting?
De Belastingdienst is van mening dat bij het uitvoeren van één commissariaat vanuit een bv de vergoeding rechtstreeks bij de commissaris belast is in de inkomstenbelasting. De Belastingdienst voert daarvoor onder meer aan dat alleen een natuurlijk persoon een commissariaat kan vervullen. Het fiscale gevolg van dit standpunt is dat de commissaris in zijn aangifte inkomstenbelasting de vergoeding die voor zijn commissariswerkzaamheden worden betaald aan de bv, moet aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Hierover is dan ook inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd (een en ander afhankelijk van de overige inkomsten van de commissaris). Het standpunt van de Belastingdienst kan anders worden als sprake is van meer dan één commissariaat. Bespreek daarom uw situatie met een van onze adviseurs.
10. Zwangerschapsuitkering zelfstandige is loon en geen winst
Zelfstandige ondernemers die zwanger zijn, hebben recht op een ZEZ-uitkering (zelfstandige en zwanger). Dit geldt ook voor een zwangere dga. De hoogte van de uitkering is gebaseerd op het inkomen in het voorafgaande jaar, maar bedraagt nooit meer dan 100% van het wettelijk minimumloon. Een dergelijke uitkering is belast als loon en valt niet in de winst. De zelfstandig ondernemer kan dus niet de mkb-winstvrijstelling op de uitkering in mindering brengen. Dat heeft rechtbank Den Haag beslist.