FSV Nieuwsbrief December 2024

Home » FSV Nieuwsbrief December 2024
FSV Nieuwsbrief December 2024

FSV Nieuwsbrief December 2024

1. Vijf fiscale bespaartips voor december

De laatste maand van het jaar is weer aangebroken. Wat kunt u fiscaal dit jaar nog regelen? Wij zetten vijf fiscale bespaartips voor u op een rij.

Let op!
Een deel van de bespaartips is gebaseerd op wijzigingen per 1 januari 2025 die wel al door de Tweede Kamer zijn aangenomen, maar waarover de Eerste Kamer op 17 december 2024 nog moet stemmen.

Gebruik uw vrije ruimte
Als werkgever kunt u uw werknemers in de vrije ruimte van de werkkostenregeling belastingvrij vergoedingen of verstrekkingen geven. In 2024 kan dat tot 1,92% van uw loonsom tot € 400.000 en tot 1,18% daarboven. Heeft u nog ruimte over in 2024, gebruik dat dan nog dit jaar. Een eventueel restant kunt u namelijk niet doorschuiven naar 2025.

Let op!
In 2025 is de vrije ruimte overigens iets hoger, namelijk 2% van uw loonsom tot € 400.000 en 1,18% daarboven.

Keer in 2024 nog dividend uit en/of stel dit deels uit naar 2025
Als u in 2024 dividend uitkeert, betaalt u over de eerste € 67.000 een tarief van 24,5%. Heeft u een fiscale partner, dan betaalt u samen over de eerste € 134.000 een tarief van 24,5%. Het kan verstandig zijn om van dit lagere tarief gebruik te maken en nog een dividenduitkering te doen van € 67.000 of € 134.000.

Boven deze bedragen bedraagt het tarief in 2024 33%. Dit hogere tarief daalt in 2025 naar 31%. Om die reden kunt u dividenduitkeringen hoger dan € 67.000 of € 134.000 misschien beter uitstellen tot 2025. U profiteert dan in 2025 tot € 67.804 (en fiscale partners gezamenlijk tot € 135.608) ook weer van het lage tarief van 24,5% en daarboven betaalt u 31% in plaats van 33%.

Tip!
Of een en ander in uw situatie verstandig is, betreft maatwerk. Neem voor meer informatie gerust contact op met onze adviseurs.

Verzoek ambtshalve vermindering en groene beleggingen in box 3
Binnen box 3 zijn het afgelopen jaar weer volop ontwikkelingen geweest. Zo leken onder meer de plannen voor een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement iets concreter, maar ziet dat er na het negatieve advies van de Raad van State weer onzekerder uit. Verder oordeelde de Hoge Raad in juni 2024 dat de Belastingdienst ook in het huidige stelsel al uit moet gaan van werkelijk rendement als dat lager is dan het wettelijke forfaitaire stelsel. De uitwerking hiervan vindt pas plaats vanaf 2025.
Het is wel belangrijk om vóór 1 januari 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering van uw definitieve aanslag IB 2019 te doen als uw aanslag op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond én het werkelijke rendement in box 3 in dat jaar lager is dan het wettelijke forfaitaire rendement van box 3. Als u dat verzoek om ambtshalve vermindering niet doet, kunt u in 2025 namelijk geen beroep doen op het oordeel van de Hoge Raad uit juni 2024.

Verder kunt u in december wellicht nog nadenken over de aankoop van groene beleggingen.
Hiervoor geldt een vrijstelling in box 3 en een extra heffingskorting. Hoewel de vrijstelling op 1 januari 2025 een stuk lager is dan in 2024 (rond de € 26.000 en voor fiscale partners gezamenlijk rond de € 52.000) en de heffingskorting in 2025 nog maar 0,1% bedraagt (in 2024 nog 0,7%), leveren groene beleggingen toch nog een voordeel op. Dat is ook nog zo in 2026.

Let op! Vanaf 2027 worden de vrijstelling en de extra heffingskorting afgeschaft.

Benut de in 2024 geldende schenkingsvrijstellingen
Wilt u in 2024 nog schenken, dan kunt u wellicht gebruikmaken van schenkingsvrijstellingen. Er is dan geen schenkbelasting verschuldigd. Voor schenkingen aan kinderen kunt u in 2024 gebruikmaken van een vrijstelling van € 6.633. Onder voorwaarden kunt u ook eenmalig gebruikmaken van een verhoogde vrijstelling voor kinderen tussen 18 en 40 jaar oud, die in 2024 € 31.813 bedraagt. Schenkt u eenmalig voor een dure studie, dan is de verhoogde vrijstelling – onder voorwaarden – in 2024 zelfs € 66.268. Schenkt u in 2024 aan anderen (kleinkinderen, andere familieleden of derden), dan bedraagt de vrijstelling € 2.658. Bijkomend voordeel van een schenking die u in 2024 doet, is dat ook uw vermogen in box 3 op 1 januari 2025 daardoor lager is.

Koop een lijfrente
Met een lijfrente spaart u voor uw oude dag. Lijfrentepremies zijn onder strikte voorwaarden aftrekbaar. Daarbij gelden per jaar maximale bedragen die u kunt aftrekken. Deze maximale bedragen zijn afhankelijk van de hoogte van uw pensioentekort, uitgedrukt in uw jaar-ruimte en uw reserveringsruimte. De hoogte van uw maximale aftrek lijfrentepremie in 2024 kunt u berekenen met het hulpmiddel lijfrentepremie van de Belastingdienst of overleg daarover met onze adviseurs.

Let op!
Om de lijfrentepremie nog in 2024 af te trekken in uw aangifte inkomstenbelasting 2024, moet u de premie wel uiterlijk 31 december 2024 betaald hebben.

Naast het voordeel van de lijfrenteaftrek, zal door de betaling van de lijfrentepremie ook uw vermogen in box 3 op 1 januari 2025 lager zijn.

2. Doe vóór 1 februari 2025 uw opgaaf UBD 2024

Inhoudingsplichtigen moeten vóór 1 februari 2025 de in 2024 aan natuurlijke personen betaalde bedragen aan de Belastingdienst doorgeven. Dat geldt niet als die natuurlijke personen bij de inhoudingsplichtige in dienstbetrekking waren of aan hem een factuur met btw uitreikten.
Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden (Opgaaf UBD)
Deze verplichting staat bekend onder de naam ‘Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden’ ofwel opgaaf UBD. Het betekent dat alle inhoudingsplichtigen (dat zijn (rechts)personen met een loonheffingennummer) en bepaalde collectieve beheersorganisaties uit eigen beweging aan natuurlijke personen betaalde bedragen moeten doorgeven aan de Belastingdienst. Ze krijgen hier dus geen uitnodiging voor.

Let op!
De verplichting geldt ook als u geen werknemers meer in dienst hebt, maar nog wel beschikt over een loonheffingennummer.

Uitzonderingen
De opgaaf UBD voor betalingen aan natuurlijke personen geldt alleen als die betaling betrekking heeft op door hen verrichte werkzaamheden en diensten. Er zijn uitzonderingen:

  • Betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij u, hoeft u niet door te geven.
  • Dat geldt ook voor betalingen die u doet aan een natuurlijke persoon die onder de zogenaamde vrijwilligersregeling valt (dat wil onder meer zeggen dat de betaling maximaal € 210 per maand en € 2.100 per jaar is in 2024).
  • Reikt de natuurlijke persoon voor de werkzaamheden een factuur met btw uit, dan hoeft u ook geen opgaaf UBD te doen.

Wel opgaaf UBD bij btw-vrijstelling, btw verlegd en KOR
Een ondernemer (een natuurlijke persoon) die btw-vrijgestelde werkzaamheden verricht voor u, is niet uitgezonderd van de opgaaf UBD. Hoewel deze ondernemer misschien een factuur uitreikt, is op deze factuur geen btw vermeld. Hetzelfde geldt voor een natuurlijke persoon die de KOR toepast of de btw naar u verlegt. Ook voor betalingen aan deze natuurlijke personen moet u een opgaaf UBD doen.

Wat geeft u door?
U doet de opgaaf UBD digitaal. U vermeldt hierbij:

  • naam, adres, bsn en geboortedatum van de natuurlijke persoon;
  • de in 2024 betaalde bedragen, inclusief eventuele kostenvergoedingen aan de natuurlijke persoon;
  • de datum waarop u de betaling deed.

Tip!
Deed u meerdere betalingen in 2024 aan één natuurlijke persoon, dan mag u die betalingen ook bij elkaar optellen. Als datum geeft u dan op de datum van de laatste uitbetaling in 2024.

Let op!
Niet alleen betalingen in geld, ook betalingen in natura moet u doorgeven.

Uiterlijk 31 januari 2025
De opgaaf UBD 2024 moet u uiterlijk 31 januari 2025 doen. Bent u geen inhoudingsplichtige voor de loonheffingen of een collectieve beheersorganisatie, dan hoeft u dit alleen te doen als de Belastingdienst daar specifiek om vraagt.

Let op!
Betaalt u een natuurlijke persoon begin 2025 voor in 2024 verrichte werkzaamheden en diensten, dan neemt u deze betaling mee in de opgaaf UBD 2025 die u uiterlijk 31 januari 2026 moet indienen.

3. Overweeg bezwaar of herzieningsverzoek bij belastingrente (voorlopige) aanslagen

Rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat de belastingrente die de Belastingdienst vanaf 2022 berekent over aanslagen vennootschapsbelasting in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Overweeg daarom bezwaar of een verzoek om herziening als de Belastingdienst aan u belastingrente berekent over een (voorlopige) aanslag.

Hoogte belastingrente
De belastingrente die de Belastingdienst berekent over een aanslag vennootschapsbelasting is, met uitzondering van het begin van de coronaperiode, vanaf april 2014 8% of hoger. In 2024 bedraagt deze rente zelfs 10%!

Voor overige belastingen – onder meer de inkomstenbelasting – bedroeg de belastingrente, met uitzondering van een periode van drie maanden aan het begin van de coronaperiode, 4% van april 2014 tot en met 30 juni 2023. De tweede helft van 2023 bedroeg deze belastingrente 6% en in 2024 bedraagt deze zelfs 7,5%.

Belastingrente Vpb in strijd met evenredigheidsbeginsel
Deze hoge belastingrente is al jaren een doorn in het oog van velen, maar er leek tot nu toe weinig tegen te doen. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde onlangs echter – kort samengevat – dat het vanaf 2022 vastgestelde percentage belastingrente voor de vennootschapsbelasting (in 2022 en 2023: 8%) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de belastingrente, naar het oordeel van de rechtbank, niet berekend mag worden naar een percentage van 8.

Geen 8, maar 4%
Vraag daarbij is echter op welk percentage de belastingrente dan wel kan worden vastgesteld om evenredig te zijn. Over die vraag heeft de rechtbank zich niet hoeven buigen, omdat de belastingplichtige en de Belastingdienst vooraf al hadden afgesproken dat het tarief 4% zou zijn als de belastingplichtige in het gelijk zou worden gesteld. De rechtbank berekent de belastingrente daarom naar een tarief van 4%. Dit percentage lijkt te zijn ontleend aan het percentage voor andere belastingen, zoals de inkomstenbelasting, maar zekerheid daaromtrent is er niet.

Bezwaar definitieve en navorderingsaanslag
Berekent de Belastingdienst belastingrente over een definitieve of navorderingsaanslag vennootschapsbelasting? Overweeg dan om daartegen tijdig in bezwaar te komen. Tijdig betekent binnen zes weken na dagtekening van de aanslag. Het bezwaar kan, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank, betrekking hebben op vanaf 2022 berekende belastingrente.

Let op!
Houd er rekening mee dat de Belastingdienst waarschijnlijk uw bezwaar niet zonder meer zal toewijzen. De kans is namelijk groot dat de Belastingdienst hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de rechtbank. Overleg daarom na ontvangst van een definitieve of navorderingsaanslag met onze adviseurs. Zij kunnen u adviseren over wat dit zou kunnen betekenen voor onder meer het verloop van uw bezwaar- en mogelijke beroepsprocedure.

Verzoek herziening voorlopige aanslag
Berekent de Belastingdienst belastingrente over een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting? Overweeg dan een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag.

Let op!
Het is niet voldoende om alleen in bezwaar te komen tegen de definitieve aanslag. Als u het ook niet eens bent met de belastingrente op de voorlopige aanslag, moet u een verzoek om herziening indienen. Wijst de Belastingdienst dat verzoek af, dan kunt u daartegen in bezwaar komen. Overleg daarover met onze adviseurs. Zij kunnen u ook adviseren of het nog mogelijk is een verzoek tot herziening in te dienen tegen in het verleden opgelegde voorlopige aanslagen.

Onherroepelijke aanslagen
Is vanaf 2022 belastingrente berekend op definitieve of navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting, maar staan deze aanslagen inmiddels onherroepelijk vast? Dan heeft bezwaar maken waarschijnlijk geen zin. De Belastingdienst komt normaal gesproken dan namelijk niet tegemoet aan uw verzoek om de belastingrente te verminderen.

Ook bezwaar/verzoek andere belastingen?
De rechtbank heeft een uitspraak gedaan over de belastingrente op een aanslag vennootschapsbelasting. Wij achten de kans dat dit ook gevolgen heeft voor de belastingrente op andere belastingen niet groot, maar kunnen dat nooit helemaal uitsluiten. Overweeg daarom ook of u in actie wilt komen met betrekking tot belastingrente op andere belastingen, zoals de inkomstenbelasting.

4. Overwerktoeslag ook voor parttimers

Hebben parttimers die extra uren werken boven hun parttimecontract ook recht op een toeslag over die extra gewerkte uren als werknemers die fulltime werken een dergelijke overwerktoeslag krijgen? Hier is het Hof van Justitie van de EU nader op ingegaan.

Parttime of fulltime
Het betreft hier dus de vraag of sprake is van ongelijke behandeling van parttimers ten opzichte van fulltimers bij de uitbetaling van extra gewerkte uren. In deze zaak heeft het Hof van Justitie van de EU (hierna: HvJ EU) geoordeeld dat over het overwerk van een parttimer ook de toeslag moet worden betaald als een fulltimer die krijgt.

Wat speelde er?
Het ging in deze zaak om verpleegkundigen in Duitsland, werkzaam bij een medisch laboratorium. De normale wekelijkse arbeidstijd van een voltijdwerknemer bedroeg gemiddeld 38,5 uur per week. Op grond van de toepasselijke cao gold een toeslag van 30% voor overuren, maar alleen voor uren buiten de arbeidstijd per kalendermaand van een voltijdwerknemer.

Twee verpleegkundigen die in deeltijd werkten, vonden dat ook zij recht hadden op die toeslag, waar het ging om de uren die zij buiten de in hun arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidsduur werkten tot aan de grens van 38,5 uur. De praktijk was dat dergelijke uren betaald werden als ‘gewone uren’.

Let op!
Een dergelijke bepaling is ook in Nederlandse cao’s niet ongebruikelijk. Dit houdt in dat de uitkomst dus relevant is voor de Nederlandse praktijk en voor de cao-onderhandelingstafel.

Ongelijke behandeling?
In het arrest van het HvJ EU van 29 juli 2024 kwam de vraag of sprake was van ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. De vraag die beantwoord moest worden, was of het feit dat vrouwen vaker dan mannen in deeltijd werken, en de opgedragen extra werkuren die vallen buiten de overeengekomen arbeidsduur minder goed beloond worden dan mannen (die vaker voltijd werken), leidde tot verboden onderscheid op grond van geslacht. Ook was de vraag gesteld of de regeling in strijd was met de Deeltijdrichtlijn. Mogelijk werden de in deeltijd werkende verpleegkundigen minder gunstig behandeld dan voltijdwerkers.

Overwerktoeslag
Het HvJ EU overwoog onder meer dat de regeling de werkgever zou kunnen aanmoedigen om overuren juist op te leggen aan deeltijdwerkers in plaats van voltijdwerkers, omdat ze in ieder geval over een deel van de extra uren geen toeslag hoefden te betalen.
Er was volgens het HvJ EU geen sprake van een nadeel voor voltijdwerkers. Immers, als extra uren meteen als overuren gaan gelden, worden voltijdwerkers en deeltijdwerkers op dezelfde wijze behandeld.

Het komt er dus op neer dat de afgesproken arbeidsduur als maatstaf én uitgangspunt moet gelden. Het HvJ EU acht het verschil in beloning van uren buiten de afgesproken arbeidsduur in strijd met de Deeltijdrichtlijn.

Let op!
Het risico bestaat dat deeltijders op basis van deze rechtspraak mogelijk met een loonvordering tot vijf jaar terug kunnen komen.

Tip!
Check de cao en/of de arbeidsvoorwaarden die gelden binnen uw bedrijf. Een bepaling die regelt dat overwerktoeslag alleen hoeft te worden betaald over de uren boven fulltime, is mogelijk niet geldig. Het risico bestaat immers dat ook aan de parttimers, die meer uren werken dan hun contractuele uren in afwijking van de cao, de overwerktoeslag moet worden uitbetaald.

5. Servicekosten bij verhuur woningen vanaf 2025 met btw?

Verhuurt u woningen en berekent u ook servicekosten (bijvoorbeeld voor schoonmaak, reparaties of gas, water en elektriciteit) aan uw verhuurder(s)? Tot en met 2023 waren de servicekosten bij de verhuur van woningen over het algemeen btw-vrijgesteld. Dit mocht u in 2024 voortzetten, maar vanaf 2025 moet u verplicht de nieuwe regels toepassen. Dit kan betekenen dat u vanaf 2025 btw moet berekenen over de servicekosten. Dit is het geval als elke huurder afzonderlijk kan (of de huurders gezamenlijk kunnen) kiezen wie de dienst aan hen verricht en als deze dienst apart op de factuur is vermeld. Bij gas, water en elektriciteit moet u btw berekenen als de huurder vrij het gebruik hiervan kan bepalen. Aanwijzingen dat dit zo is, zijn een individuele meter en de facturatie aan de hand van werkelijk gebruik. De beoordeling of wel of geen btw berekend moet worden vanaf 2025, is niet eenvoudig. Neem daarom bij twijfel contact op met onze adviseurs.

6. Vanaf 18 november 2024 nieuwe regels kinderarbeid

Vanaf 18 november 2024 zijn de regels voor kinderarbeid gewijzigd. Zo is nieuw dat jongeren van 13 en 14 jaar op niet-schooldagen en tijdens vakantieperiodes mogen werken tot 20.00 uur in plaats van tot 19.00 uur. Verder mogen zij maximaal op 11 van de 16 achtereenvolgende weken op zondag werken, mits ze de zaterdag dan niet werken. De wijziging in werktijden moet wel overlegd worden met de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of de personeelsvergadering, en de ouders/verzorgers van het kind moeten instemmen met de werktijden en werken op zondag. Verder is nieuw dat kinderen tot en met 15 jaar niet mogen werken in een ruimte waar alcoholhoudende dranken (kunnen) worden geschonken. Dit verbod geldt niet voor het werken in andere horecaruimtes, zoals in keukens en andere ruimtes zonder klantcontact.

7. Controleer de beschikking Whk 2025

De Werkhervattingskas (Whk) is een werknemersverzekering waarvoor een werkgever een premie moet afdragen. Alle middelgrote en grote werkgevers ontvingen eind november de beschikking gedifferentieerde premie Whk 2025. Het advies is om deze beschikking goed te controleren. Fouten in de beschikking kunnen namelijk van invloed zijn op de hoogte van de premie. Klopt de beschikking Whk niet, dan kunt u in bezwaar komen. Dit moet wel binnen zes weken na dagtekening van de beschikking. Voor het controleren van uitkeringslasten op de beschikking kan het nodig zijn om instroomlijsten bij de Belastingdienst op te vragen. U kunt, in afwachting van deze instroomlijsten, daarom ook eerst pro forma in bezwaar (dat is een bezwaar zonder nadere motivatie). De Belastingdienst verleent u dan nader uitstel van de motivatie van het pro-formabezwaar tot en met 30 april 2025.

8. Vanaf 2025 minder snel herzien lage naar hoge WW-premie

De WW-premie (ook wel premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF)) kan laag of hoog zijn. Voor de lage premie gelden voorwaarden. Kort samengevat betalen werkgevers die werknemers vaste contracten aanbieden de lage WW-premie en werkgevers die flexibele contracten aanbieden de hoge WW-premie. In bepaalde situaties moet de lage WW-premie achteraf alsnog met terugwerkende kracht worden herzien naar de hoge WW-premie. Dit is in 2024 bijvoorbeeld het geval als een werknemer met een arbeidscontract van minder dan 35 uur per week in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat. Vanaf 2025 wijzigt dit en kan herziening alleen plaatsvinden als een werknemer met een arbeidscontract van 30 uur of minder per week in het kalenderjaar meer dan 30% meer uren verloond krijgt dan in het arbeidscontract staat.

9. Hogere WBSO voor werkgevers in 2025

Via de WBSO krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van innovatie en van de vraag of het bedrijf een startende onderneming is of niet. De WBSO voor de werkgever gaat volgend jaar omhoog. Het percentage van 32% tot een bedrag van € 350.000, bedraagt in 2025 36% tot € 380.000. Het percentage van 40% tot een bedrag van € 350.000 voor starters, bedraagt volgend jaar 50% tot € 380.000. Boven deze bedragen blijft het percentage in 2025, net als in 2024, 16%. Wilt u vanaf 1 januari 2025 WBSO aanvragen, vraag dan uiterlijk 20 december 2024 deze WBSO aan. Vraagt u de WBSO later aan, dan start de aanvraagperiode op zijn vroegst op 1 februari 2025. De Tweede Kamer stelde de wijzigingen voor, de Eerste Kamer stemt hierover op 17 december 2024.

10. Verplichte AOV zelfstandigen duurt nog even

Op het voorstel voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen is veel kritiek gekomen. In het voorstel (Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen, ofwel Wet Baz), krijgen zelfstandigen straks een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. De premie zou ongeveer 6,5% van de winst moeten gaan bedragen, met een maximum van € 195 per maand. De Belastingdienst en het UWV hebben het voorstel als ‘onuitvoerbaar’ respectievelijk ‘onuitvoerbaar, tenzij’ beoordeeld. Uit de praktijk is onder meer kritiek gekomen op het verplichte karakter en de gewenste uitzonderingen op de kring van verzekerden en verder ook op de hoogte van de premie, het arbeidsongeschiktheidscriterium en de duur van de wachttijd. De minister gaat het wetsvoorstel daarom aanpassen en streeft daarbij naar een uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare verzekering. Hij verwacht het aangepaste wetsvoorstel op zijn vroegst in het derde kwartaal van 2025 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Scroll naar boven