- Kees de Kramer
Oeps, de overeenkomst verkeerd opgezegd! Wat nu?
Vormvereisten van opzegging in een overeenkomst
In veel schriftelijke overeenkomsten staat hoe deze door middel van opzegging beëindigd kan worden.
Daarin staat dan een bepaling in de geest van:
‘Elke partij heeft het recht om deze overeenkomst schriftelijk op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste …….maanden. Deze opzegging zal bij aangetekende brief of bij deurwaardersexploot dienen te geschieden.’
Doel van dit vormvoorschrift (schriftelijk aangetekende brief of een deurwaardersexploot) is dat de wederpartij op de hoogte wordt gebracht van de opzegging zonder dat daarover (later) discussies of conflicten kunnen ontstaan.
Maar wat als bij een opzegging niet aan een vormvoorschrift wordt gehouden, bijvoorbeeld omdat een opzeggende partij niet in de overeenkomst kijkt, maar mondeling opzegt of per e-mail, sms of WhatsApp? Dit zie ik in de praktijk nog wel eens gebeuren. Bij een opzegging gewoon niet gerealiseerd hebben dat in de overeenkomst vormvereisten staan.
En wat als de andere partij daarop reageert? Stel dat een partij niet per aangetekende brief, maar per ongeluk per e-mail de overeenkomst opzegt en de andere partij reageert daarop inhoudelijk. Ook per e-mail.
Wat zijn dan de rechtsgevolgen?
De Hoge Raad in 2018
Op 1 juni 2018 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:819) zich daarover uitgelaten. Het arrest heeft betrekking op de opzegging van een vennootschap onder firma (VOF).
In de VOF-akte was bepaald dat de VOF alleen kon eindigen nadat één van de vennoten schriftelijk of bij deurwaardersexploot aan de andere vennoot te kennen had gegeven dat hij de samenwerking wilde beëindigen. De opzeggende vennoot was, als de VOF binnen vijf jaar werd opgezegd, bovendien een boete van € 75.000,= verschuldigd aan de andere vennoot.
De samenwerking tussen beide vennoten liep heel moeizaam. Dit escaleerde zodanig dat de advocaat van de ene vennoot (vennoot 1) telefonisch aangaf dat de andere vennoot (vennoot 2) hem had bedrogen en bestolen. Tijdens dit telefoongesprek werd de VOF mondeling met onmiddellijke ingang (en wel binnen de overeengekomen vijf jaar) door vennoot 1 opgezegd.
Vennoot 2 vordert de boete, maar vennoot 1 verweert zich: hij niet heeft opgezegd nu zijn opzegging niet schriftelijk is gebeurd. Dit geschil over de opzegging leidt tot een procedure bij de rechter.
De vraag daarbij was of vennoot 2 de telefonische uitlating van vennoot 1 als rechtsgeldige opzegging mocht aanmerken.
Het gerechtshof te Amsterdam was van oordeel dat zolang de bewoordingen van de (mondelinge) opzegging maar voldoende duidelijk zijn en de wederpartij hebben bereikt, het vormvoorschrift uit de vennootschapsakte daaraan niet in de weg staat.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de beoordeling of het voldoende duidelijk is dat sprake is van een opzegging, alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. De Hoge Raad:
“Dat partijen in art. 10 lid 1 van de vennootschapsakte zijn overeengekomen dat een vennoot die de vennootschap wil doen eindigen, dat schriftelijk of bij deurwaardersexploot aan de andere vennoot kenbaar moet maken, is een omstandigheid die van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of de telefonische uitlating van [eiser 2] redelijkerwijs door [verweerder] mocht worden opgevat als opzegging (zie hiervoor in 3.3.2).”
De aanwezigheid en uitleg van het opzeggingsvereiste in de VOF-akte is dus één van die omstandigheden die bij de beoordeling moet worden meegenomen. Het gaat om het totale plaatje.
De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens terug het gerechtshof. Het hof zal oordelen of vennoot 1, gezien alle feiten en omstandigheden, de VOF rechtsgeldig heeft opgezegd.
Lagere rechtspraak
Uit lagere rechtspraak, zeker op het gebied van het huurrecht, valt af te leiden dat onder voorwaarden ook een andere wijze van opzegging rechtsgeldig kan zijn (zie onder meer ECLI:NL:RBROT:2014:3333, ECLI:RBOBR:2014:1396 en ECLI:NL:GHSHE:2014:5097).
Die voorwaarden zijn dat wel voldoende moet vaststaan dat de overeenkomst is opgezegd. Anders gezegd, de contractspartij moet wel hebben begrepen dat de overeenkomst door de andere partij is opgezegd. En die opzegging moet hem natuurlijk ook hebben bereikt (zie onder meer ECLI:NL:RBMNE:2017:4759).
Persoonlijk vind ik de formulering van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 september 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:7930) duidelijk:
‘Het hof overweegt dat het vormvoorschrift dat de opzegging per deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven dient plaats te vinden er toe strekt om te waarborgen dat er geen onduidelijkheid bestaat over de vraag wanneer de opzegging de verhuurder heeft bereikt. Daarnaast vloeit uit het voorschrift dat de opzegging schriftelijk moet worden gedaan voort, dat er bij een opzegging die aan het vormvereiste voldoet ook geen onduidelijkheid bestaat over de bewoordingen waarin de opzegging is gedaan, hetgeen van belang kan zijn indien wordt betwist dat een opzegging heeft plaatsgevonden.’
De ratio is dus gelegen in de zekerheid dat de opzegging de ontvanger heeft bereikt en bovendien de zekerheid dat het een opzegging betreft.
Het hof overweegt vervolgens:
‘Als over het moment waarop een opzegging de verhuurder heeft bereikt geen onduidelijkheid bestaat en er evenmin onduidelijkheid over bestaat dat het inderdaad een opzegging betreft, kan een verhuurder zich er niet op beroepen dat de opzegging niet voldoet aan het vormvoorschrift. Daar heeft de verhuurder in dat geval geen rechtens te respecteren belang bij, omdat de duidelijkheid bestaat die het vormvoorschrift beoogt te waarborgen.’
Belang voor de praktijk
Formele vereisten waarbij een overeenkomst schriftelijk bij aangetekende brief of bij deurwaardersexploot moet worden opgezegd, zijn contractueel nuttig. Partijen weten dan van het begin af aan wat van hen gevraagd wordt, willen zij de overeenkomst rechtsgeldig kunnen opzeggen.
En natuurlijk adviseer ik u om een overeenkomst aan de hand van die afgesproken formele vereisten op te zeggen. Daarmee wordt duidelijkheid en zekerheid gecreëerd. De partij die de opzegging dient te ontvangen, moet immers goed en ondubbelzinnig weten waar hij aan toe is.
Daarbij komt dat onduidelijk voor rekening komt van de partij die op een andere manier heeft opgezegd. Dat kan uit de rechtspraak worden geleerd. En waarom in de problemen willen komen (bewijsnood) als dat heel eenvoudig door het in achtnemen van de formele vereisten kan worden voorkomen?
Een opzegging in strijd met de opzeggingsvereisten vormt alleen maar een mogelijke bron voor discussies, conflicten en rechtszaken.
Wilt u meer info neem dan contact op met onze specialisten: